Preventieprogramma fysieke belasting in de zorg

Dit programma heeft betrekking op zorg- en niet-zorggebonden handelingen in ziekenhuizen, thuiszorg, verpleeghuizen, bejaardencentra en kinderopvang

 

Achtergrond preventieprogramma’s fysieke belasting in de zorg

Door deskundigen afkomstig uit een verscheidenheid aan vakgebieden zijn de preventieprogramma’s fysieke belasting ontwikkeld. Preventie van klachten aan het houding- en bewegingsapparaat omvat meer dan alleen een ergonomisch correcte werkplek. Onderzoek toont aan dat klachten  worden veroorzaakt door een ingewikkeld samenspel van belastende factoren. De kern van het probleem is vaak een verstoring van de balans tussen de belasting die voortkomt uit het werk en de mate waarin mensen belast kunnen worden; de belastbaarheid. In de preventieprogramma’s van UCPG komen inzichten uit meerdere disciplines samen. Hierdoor ontstaat een multidisciplinaire aanpak die is gericht op de fysieke, psychosociale en persoonsgebonden factoren. Binnen de instelling wordt een beleid fysieke belasting geïmplementeerd waarbij veel aandacht wordt besteed aan borging op langere termijn.

Aanpak preventieprogramma’s

Trainers geven instructie aan medewerkers in zogenaamde ‘hoogrisicogroepen’, waar de fysieke belasting hoog is. De praktische trainingen zijn gebaseerd op theorieën over gedragsverandering. Door het aanbieden van kennis en het oefenen van vaardigheden worden de medewerkers bewust gemaakt van risicofactoren en krijgen ze meer zicht op regelmogelijkheden ter voorkoming van klachten binnen de werksituatie. Per afdeling wordt een Ergocoach opgeleid (zie voor scholingsmogelijkheden, . Deze medewerker wordt het aanspreekpunt op het gebied van fysieke belasting en draagt zorg voor het ontstaan van een plan van aanpak voor preventie van klachten op de afdeling. Door deze aanpak wordt het preventieprogramma geborgd op langere termijn.

Programma op MAAT

Voorafgaand aan het programma vinden een ergonomische analyse en een meting van de uitgangssituatie met behulp van vragenlijsten plaats. Met behulp van de verkregen gegevens wordt de training op maat gemaakt voor de doelgroep. Tijdens de groepsgewijze training, die bestaat uit een gedeelte theorie, het bekijken van foto´s van de eigen werkplek en een praktijk gedeelte, krijgen de deelnemers de gelegenheid om zelf kritisch te kijken naar het eigen werk. In het eerste gedeelte van de training worden constructieve oplossingen besproken voor veel voorkomende knelpunten. Tijdens het praktijkgedeelte worden vervolgens de belangrijkste vaardigheden geoefend. Dit gebeurt bij voorkeur op de eigen werkplek.

De ontwikkelde programma’s zijn geschikt voor zorggebonden- en niet zorggebonden functies en/of afdelingen. Bij niet zorggebonden werkzaamheden kunnen we denken aan bijvoorbeeld de laboratoria, de kledingdienst, de logistiek, schoonmaakdient en de sterilisatiedienst.

Zowel de zorggebonden- als de niet zorggebonden functies kennen zogenaamde Praktijkrichtlijnen. Deze staan in de Arbocatalogus, welke het kader is voor alle Arbogerelateerde interventies. Als zodanig vormen de Praktijkrichtlijnen dus de basis voor al het handelen. Onze programma’s zijn hier op gebaseerd.

Effectmeting

Door het uitvoeren van metingen vooraf en enkele tijd na het afronden van het programma kan de effectiviteit van het programma worden bepaald. Op dit moment wordt in veel preventieprogramma’s fysieke belasting nog te weinig nagegaan wat het effect is van de interventies. Het belang van deze effectmetingen is groot. In de eerste plaats om aan te tonen of de beoogde resultaten worden bereikt, in de tweede plaats om bestaande programma’s te verbeteren. Resultaten van dergelijke metingen wijzen uit dat hoogrisicogroepen veel baat hebben bij een multidisciplinaire aanpak.